Notes |
- 4 januari 1664:
Erschenen Berent ten Woestenesch en sijn huisvrou Hermken Beerninck, die bekanden voor haer ende haeren erven deucht- ende wettelijck schuldich te sijn an Jan ten Bengevoortt die somma van twehondert guldens ter goeder reeckeninge, heerkomende van met te dancke verschooten gelt, als andere verteringen ende van gemelte Bengevoortt gekofte waeren, gelaevende die selve praeciselijck anstaende may te betaelen, bij veronderpandinch aller haerer haeff ende goederen, mestrecht als anders, om sich gemelte Bengevoortt met parate executie kost- ende schadeloos daeran moge verhaelen.
Bron: Werkgroep transriptie Winterswijk (transcriptie), Judicieel protocol 1664, ORA Bvt inv.nr. 125, fol. 1r-v
|