Notes |
- 27 april 1665:
Erschenen Willem Hijnck die bekande voor sich, sijn husfrouw ende erven, oprechter wetlicker schult schuldich te zijn an Jan Lammerdinck sodane penningen als gemelte Jan Lammerdinck is competerende, ende beloofde dat de selve uijt den verschott der coopspenningen van de voorhebbende distractie sijner goederen sullen betaelt worden, daer voor de selve alle soo gereede als ongereede voor verbindende onder poene van reale ende parate executie.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 126, f. 79v en 80r.
13 januari 1671:
Erschenen Willem Hijnck uijt Meddehoe, die bekande voor sich ende sijnen erven oprechter wettelijcker schult volgens overwijsonge van Jan Lammerdinck wegens een restoir van een gerichtlijcke willekeur in dato den 27-4-1665 ad 37 dlr. 15 str. ende noch 61 gl. 19 str. achterstendige Heeren penningen schuldich te weesen an Jan ter Pelckwick ende sijnen erven, belaevende die selve in eene summa ad 98 gl. 6 str. tegens anstanede Lichtmisse gewiss ende onfeilbaer te betaelen, onder verbandt van sijn persoon en goederen ende poene van reele ende parate executie ende distractie, mits soo hem andere creditoren soo lange met vreeden laeten.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr.132, fol. 1v
29 maart 1687:
Erschenen Maria Meis, weduwe van Derck Philips Erpenbeek, g'assisteert met dr. Hengel harer toegelaetenen momber, hij mede voor haer ende als moeder ende mombersche haerer noch onmundige kinderen, ende de rato cavierende oor dom. Volmer, voorts Herman Poolhuis voor sich ende als meede erfgenaam van wijlen sijnen vader Rutger Poolhuis ende ..... Wissinck (voornaam is niet ingevuld), geven te kennen hoe dat zij voor eenige jaeren hebben verkoft aan Henr. Bouwman op Bruggink, Jan ten Grootenhuis ende Will. Hijnck haere resp. aandeelen van 't ere ende de bouwsteede Hijnck, gelegen in de buurschap Meddehoo. Zij hebben vernomen dat in naestleeden jaere 1686 omtrent Michaelis seekere persoon, Jan Loickinck benoemt, als een boode van de Hoof Graeflijcke Borculoosche Leencamer, die voorschr. bouwluijden aengekondicht hebbe met een briefien in sijnen handen, om aen de voorschr. leenamer te sullen koomen ende afdracht te doen van versuimnis in de leenverheffinge. Comparanten weeten niet beter of de bij haer verkochte parceelen sijn allodiael ende vrij goedt, aan geene feudaliteit gebonden. Comparanten sijn te rade geworden mits deesen voor haeren cooperen en cessionarien te interveniëren en te versoeken of de stadtholder van sijn Hoog graeffl. leencamer van Borculoo Jan Stam sich in deesen qualificeeren wil en geciteert worden om op donderdag den 15 pril op eenen landtgerigte sijne actie tot praetense feudaliteit op poene van een eeuwigh stilswijgen te institueren.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr 149, fol. 35r
|