Notes |
- Geert en Geertje hebben op het goed Lintum in het Woold gewoond. In 1647 moest hierover verpondingsbelasting worden betaald:
ten Lintum, Hofhorigh an syn Hoogheit.
12-0- t'huis op 8 dlr
6-0- hof 1½ sch. gesaeis
61-16- boulant 8 mlr. Hofhorght. afgetrocken blijft
6-0- 2 voeder hoey doend 4 dlr.
9-0- twee verckens of 6 dlr.
Eycken boomen
ter Vile. 19-5- Lintum wegen Hofrecht 14 sch. rogg
noch wegens Herfst en Meybede 6 dlr. ad 28 str.
Rentmr. van Haeghen 1-0-8. Lintum 3 sp. miskoorn.
Daarnaast bezat Geert het goed Wijkamp.
Wijcamp, kaete, Geert Lintum.
t'Huis op 6 dlr., 9-0-.
Hof 1 sp. gesaeis, 3-0-.
Boulant 2 mlr., derde gerve, 16-13-.
7 februari 1650:
Gertken Koesinck, echte huijsfrouw van Geerdt te Linthom, heeft zich vrijwillig hofhorig gegeven. Ze mag 1 onbenoemd kind vrijmaken.
Bron: RAG: Nassause domeinen inv.nr. 13C
Geertien en haar broer Jan verklaren in 1652 'uijt handen van haeren vaeder ende broeder Berndt ende Joost Koesinck sambt ende besonders ten houwelick ontfangen te hebben een summe van hondert ende vijfftigh dlrs. ad 30 str. 't stuck, mitsgaeders een peerdt ende acht beesten, naementlick drie koens, drie stirs ende twie guste beestekes, het welcke peerdt ende beesten nae comparanten besten ontholt omtrent souventigh rixdlrs. souden hebben connen golden, verclaerende gemelte Geerdtken Koesinck bovens dien van haer moeder d'olde vrouwe to Coesinck genoten t'hebben een bedde, laeckens, polluwe, kussens, voorts andere kistenvullinge dat averst die hoicke ende twie rocke tusschen beijden zijn becostiget worden'.
Bron: Luiting: Het reven Kössinck als hofhorig erf van het Stift Vreden.
28 juli 1675:
Geerdt Scholte Lintum ende Geertje sijn Huijsfrouw verkopen aan Geerdt in t Walvaerdt en Reijner Slotboom een huis in Bredevoort tussen Lubbert Schoemaecker en Hermen van Eerdens huis.
Bron: Das aantekeningen volontaire protocollen Bredevoort
In 1692 komt hun zoon Jan te Lintum in conflict met Willem Volmer. Hij heeft het versterfrecht nog niet voldaan van zijn vader en moeder. Daarbij dient hij te bewijzen, dat zijn moeder, toen ze stierf de wettige bezitster was van de hof. Volgens de zusters van Jan te Lintum was hun moeder een vrije vrouw, waardoor dezen minder geld aan Volmer hoefden af te dragen. In dit geval krijgt Volmer nog meer, maar dan van Jan te Lintum, omdat zijn moeder eerst hofhorig moet worden voordat ze eigenares kan zijn van get hofgoed te Lintum. Dit kostte evenveel.
Jan te Lintum verdedigt zich, door te stellen dat zijn ouders reeds bij leven het hofgoed aan hem hebben overgedragen. Zij zijn hun huis uitgegaan en hebben met een bijl in een boom gehakt, ten teken, dat ze geen recht meer hadden op het hofgoed. Ze hebben daarbij het hofhorige goed Lintum, in de buurtschap Woold gelegen, met al zijn toebehoren en gerechtigheid, 'ihr gezey und mostregt, beeste, peerden, verkens, vorder aller lebendige habe', aan hun zoon en diens vrouw overgedragen. Een afschrift van deze overdrachtsakte bevindt zich in het hofboek en is gedateerd 27 mei 1683. De akte is ondertekend door stadhouder Joost ter Vyle en de beide tegeders Derck Mierdinck en Herman Roerdinck.
Daarnaast heeft Jan zijn zusters een vergoeding gegeven. Ze krijgen beiden 500 daalders, een 'behoirlijcke uyttreydinge', negen beesten en een paard.
Bron: Das aantekeningen volontaire protocollen Bredevoort, 'Uit de historie van Winterswijk' door G.J.H. Krosenbrink
|