Notes |
- 22 november 1625:
Erschenen Johan Stenneken Maijken van der Halle eheluide eens und Gerrit Braems Quartiermeister, Gertruidt vander Halle eheluide anderdeels, und presenteerden een VerdrachssZedul bij haer selffs und sampt averluijden und frunden underschreven und respective onderteijckent, Und bekanden respective voer sich und haren erven, Inholdts derselven geschicht und gedeijlt tehebben, liefflick frundtlick endlick und onwedderroeplick verdragen tesijn und blijven, gelaevende malckanderen Inholdts desselven waerschap, verner und beter verschrijvong und vestniss nae Landtrechte, Bij veronderpandung harer respective guederen. Luidende gemelte Verdrachsszedull van woordt thoe woerde als volgt :
Anno 1625 den 15n Novembris Ist tuschen Johan Stenneken Maijcken vander Halle eheluijden eins und Gerrijt Braems Quartiermeister Gerdrut vander Halle eheluiden, anderdeels, doer tusschenspreken der Moeder und ander goeder frunden underbenent, van wegen Ihrer Olderlicker Sambgueder een frundtlicke, susterlicke und onwedderroeplicke schicht und deijlong geholden, In mathen navolgendt : Anfencklick die Behuijsong binnen, und Gaerden voer Bredeforth gelegen daervan is der Moeder oer levenlanck die halffscheidt voerbeholden, Die ander halffscheidt averst den Verdragenden Schwageren und gesusteren thoe deele gevallen, und mach een Ider sijn angevallen Vierendeel sijns besten willens und guetdunckens bewhonen off verhueren. Aangaende die Gerede und Mobile guederen, giene aver all uthbescheiden, Is veraffscheijdet und verdragen, dat die Quartiermeister und huijsfrouw voer aff genieten und erholden sullen Twie bedden mit haer toebehoer nemptlick van die drie nieuwe bedden een naest het beste, und van die Drie ander bedden oick een naest het beste. Item een Schincken ketel, een Iseren und een koperen Pot, Een dosijn tinne schotelen Een dosijn tinnen telliores und Een vet Vercken naest het beste. Voer die overige Gereede sullen Stenneken und huijsfrouw Ihnen eens voer all de Somma van driehondert Caroli gulden entrichten und betalen. Angaende t'Linnenwaet, Sijlverwerck und Cleinodien, sijn tusschen Susters vorgemelt gedeijlt und Ider t'sijne erholden uthbescheiden dannoch des Moeders ringen, so sij haer levenlanck toegebruicken voerbeholden und na dode der Moeder so Godt lange verhueden woll, sullen van een verdeelt werden. Andere des Moeders Kleider und Linnenwaet sullen Stenneken und huijsfrouw an sich beholden und toverwachten hebben. Schulde und wederschulde sijn vermoge daervan opgerichten Zedulen, deren Ider eine ontfangen, berekent und gegen eenander geliquidiert, alsoo dat onbetaelt blijfft Negenhundert vier und vijfftich gulden, Elff stuver, daervan der Moeder kompt thoebetalen die halffscheidt, nemptlick Vierhondert Soeven und Soeventich gulden, Vijff stuver Johan Stenneken und huijsfrouwen Twiehundert Acht und dertich gulden, dertiendenhalven stuver, Und den Quartiermr und huijsfrouwen gelijckfals Twehondert Achtund dertich gulden dertiendenhalven stuver. Soe ist wijders verdragen, Dat Johan Stenneken und huijsfrouw die twiehundert Achtunddertich gulden, dertiendenhalven stuver, der Quartiermr und huijsfrouwen angefallen schuldt nu datlick thoebetalen op sich nemen sollen, und an die bovengemelte Driehundert Caroli gulden korten. Und so dan den Quartiermeister noch toekomen Een und Sestich gulden, Soevendehalff stuver, hebben Stenneken und huijsfrouw duckgemelte angetogene restierende Penningen an handen des Quartiermeisters angenamen und angeloofft toebetalen tegens anstaenden Martini, Sesstienhundert Sessundtwintichsten Jaers. Und bij aldien Johan Stenneken und huijsfrouw bij t'leven vande Moeder ietwes van der Moeder schulde, so haer bij desen Verdrage sijn toegevallen, werden betalen, soll den Eheluijden und haren erven na dode vande Moeder sulcx wederom thoe proufijte und stade komen, ohne dannoch, dat Stenneken und huijsfrouw enige verstaene Pensiones hier naemaels desshalven sollen mogen offt konnen berekenen. Unnd dewijll Maijken Johan Stennekens huijsfrow oick pretendeert und voerwendt, dat haer zaligen man Derck Seveker voer sijnen bruidtschat angebracht und tot des huijses beste angelagt Twehundert Sestien gulden, Vijff stuvers, Ist veraffscheidet, dat hare Voorkinder van wegen sodanige schuldt und vorderinge uth der Moeder Nalatenschap nemptlick des halven huijses und hoffss - na dode vande Moeder, und eer niet - voeraff volnkommentlick sollen betaelt und entrichtet werden. Belangende die onberekende wedderschulde, Inholdts obgemelten Zedulen, dorch beijdersijdts Parthien onderteijckent, Is verdragen, dat dieselve tusschen beijden bestes vlijtes geinnet und uthgemaect, und daernae thoegelijcke gedeijlt werden sollen. Und soe dan oick verhanden twie rentebrieve, den eenen van Vierhundert Joachim daler Capitaell an Juncker Doijs offt sijne naevolgere, und den anderen van Negenundsestich daler Capitaell an Johan van Basten binnen Bredeforth, sollen beijde verdragende Parthien Jaerlicx elcker een Vierendeell vande Renthe thoevorderen und thoproufijteeren hebben, blijvende die Capitalen onverdeilt staen. Alles sonder gefehrde unnd argelist. Hierbij an und aver gewesen, neffens verdragende Parthien Sargeant Lammert van Calcker, Peter Cloeck, Roloff Theben, Wilhelm Wisselinck Landtschrijver und Joannes Wisselinck als Daechssluijde, diewelcke dese neffens die Principalen onderschreven. Actum up dach und tijt als boven. Und was underschreven und respective onderteijckent : Armgardt genant ffander Halle genandt. Gerrit Brames, Jann Stenneken, Maijken vander Hallen genant Stenkes, Gerttruit vander Halle.
Bron: Henk Ruessink (transcriptie), ORABvt inv.nr. 398 fol. 66-68
|