Notes |
- 1534:
Albert Summeldinck wordt aangesproken door de abdis van Vreden.
1535:
Hij procedeert over de cavenstede Helmerdinck
Bron: Kwartierstaten Greidaenus-Jaeger in Stamreeksen 60, RABvt 34 f 62v, 67v, 142v
15 mei 1544:
Gert Simmelinck als man und mombar seiner husfrouwen Wilhm. Symmels, up nalaten husfrowe Wessel Simmelinx wie dieselve Wessel na wille gots gestorven und giene echte witlige geborte nagelaten. Derwilen hie dan en hofman gewest van den gude Symelinx afgegudet nemlich mit XVI rider gl. Verhapet sich derhalven Gert als mombar vurs. dat Gerdes husfrouwen voirkinderen gerechtiget sollen sin an darselve oirs oems Wessels nagelaten guwet, nadem hie dieselve penningen als een hofman vanden hofgude ontfangen, dair zie die kinder noch hofhorich na sint mit sampt oir moder, etc.
Die verwersche solle schuldich sin na recht dem anlegger als mombar vurs. dieselve pennongen te aver antwoorden.
Bron: Luiting, RAG, RABvt inv.nr. 36, fol. 91 r en v
1544:
Albert is frow to Symmelt man zaliger en broer van wl. Wessel Simmeldinck die met Gese ten Hove getrouwd is geweest; deze laatste spreekt Wilm frow to Symmelt aan over het gebruik van een stuk land; Wilm is hertrouwd met Gert Simmelinck en heeft voorkinderen die gerechtigd zijn aan het goed van hun oom Wessel; de kinderen met hun moeder zijn hofhorig.
Bron: Kwartierstaten Greidaenus-Jaeger in Stamreeksen 60, RABvt 36 f 91, 140v, RABvt 43 f 67 anno 1556.
1548:
In een akte komt als getuige voor: Gert Symmelt (op het goed Hermenlinck geboren en nu al 9 jaar op het goed Symmelt gewoond hebbende) voor.
Bron: Luiting: "Hofhorigheid in Winterswijk in 1548", in: Het huis Balkenschot en andere verhalen betreffende de geschiedenis van Winterswijk, c.q. de Heerlijkheid Bredevoort: Fürstlich Salm-Salmsches Archiv te Anholt: Bestand Bredevoort, Urkunde 22.
1 februari 1554:
Wilhm.Symelinck spreckt an mit recht Gert Schult t'Huppelo ind Hinrick den Langen Schroder ind segt densolven wittich sy wes Wilhm. voir afgescheit des erf ind gudes Symeldinck van sinen vader und broder Albert in maechgescheit ind voir sin kindesdeel gelaeft sy dat Albert sin broder hem gelaeft heft uth to richten.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 41, fol. 5v
|