Notes |
- 20 september 1613:
Questie ontstaan tussen Herman Loijckinck eins, und sijner syster Elsken Loyckinck, huisfr. van Reinern Crommerbeens anderdeels, wegen des huises tegenwoordich opt guet Loyckinck staende, sampt daertoe gehoerenden bosch, hoff und gairden. Nu is verdragen dat van t'huijs drie gebunt affgenomen, daertoe enen nieuwe gebont, alles op beijdersijdts kosten getimmert, opten hoff geset und opgebouwet werden und Herman van beijden den koer hebben sall om te bewohnen. Den hoff, bosch und goirden sullen un twie gelijcke deelen worden gestelt, und het lot daerover gelegt werden. Voorts sullen beijde parthien off haer bowluide alle beswaer und lasten van heeren dienst, schattong, richthaver, een schepell roggen voor den pastoir und koster, die garve voer den voogt, hondegelt und vastelavents hoen, half und half dragen.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 75, fol. 225v en 226r
1 mei 1615:
Elsken Loijckinck, hiujsfrou van Reinern Krummerbeens, is 100 dll. schuldig vermoege verdrages d.d. 14-5-1613 an Fredrick van Basten und die erfgenamen Henrick Schoemekers. Herman Loijckinck is 125 dll. schuldig kraft recesses d.d. 31-5-1613 an Maria Poelhuis. Herman Loyckinck bekent nu dat sijn suster Elsken Loijckinck heeft angenomen de 100 dll. voor hem aan Maria Poelhuis te betalen en wil ook de resterende 25 dll. voor hem betalen. Herman Loyckinck belooft nu de schuld van Elsken aan Fredrick van Basten und Schoemakers erfgen. overtenemen en sich over de restierende 25 dll. met Elsken toe vergelijcken.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 388, fol. 21r en v
9 mei 1615:
Reiner Crommerbeen, Elsken Loyckinck ehel., und Herman Loykincks (broer van Elsken) leggen twee verdragszedelle over, t.w. 1. d.d. 25-9-1613 betr. erflatinge und deilinge tussen Herman und Elsken met haar man, hierin een uitvoerige omschrijving van de verdeling, waarbij Herman Loijckinck sall beholden die zaalplatze, daer dat huijs steit met den gantzen ommeloept.
2. d.d. 8-5-1615 tussen Herman und Elsken met haar man betr. de verrekening van diverse schulden, hieruit blijkt dat het magescheit tussen partijen is opgericht d.d. 14-5-1613, de hiervoor genoemde schult aan Maria Poelhuis komt hier ook ter sprake, tenslotte is voraffscheidet dat einige fernere schulden, staende up diverse parcelen, oder averst up het hantze gutt Loyckinck, so bij tijden Kerstien Loyckincks, Aelken sijn huysfrouw gemaeckt, sowell an sijnden Herman Loyckincks als Reiner Krummerbeens t'gelijck sollen gedragen worden.
Bron: Luiting, RAG: RABvt inv.nr. 388, fol. 23r t.m. 26r
16 december 1624:
Herman Loykinck als gildemr. der buerschap Meddehoe, bekent voor sich und der gemeiner buer van Meddehoe, tot gemeiner buer noottruft und betalong derselven pension an Maria van Basten wed. zal. Henrick Onnekincks angewendt, verkocht te hebben aan Lamberts ter Stoltenborch, Herman sijn huijsfrouw, een hoecxken veltgrondts vander gemeinte inden kerspel Wenterswick buerschap Meddeho ant Hasenfelt, tusschen Roerts Huffeler und Stoltenborchs goirden gelegen.
Bron: Luiting, RAG: RABvt, inv.nr. 397, fol. 58r.
8 juli 1626: Herman Grievinck Thonijssoon bekent voor sich und Aelken sijner huisfrouw, voer genoechsame erstadong und recompens angenomen und gelaeft toe hebben, an statt und van wegen sijns Hermans olderen naebenoembde schulde te betalen, als an Herman Loijckinck als schatboerer van verstane contributie 56 dlr., anden voogt Moselage oick van contributie und schattung 33 car.gulden. anden heere drost verstaen dienstgelt 30 dlr., aen Henrick ten Spoell oick van angegeven schattongs 20 dlr., und an sijne landtfrouw wedwe Wijgincks 150 daler.
Bron: Luiting, RAG: RABvt, inv.nr. 399, fol. 38r.
12 juli 1630:
Verkoop bij 'brennende keerssen' op verzoek van Rudolphus Theben als volmr. van Conred van Munster, van het vierdendeel des erffs und guedts Loijkink, gelegen in de buerschap Meddehoe, Laurents Crommelbien toebehorend, sampt dessen olde und nije thoebehoer und gerechticheit. Herman Loijkinck protestiert dat dese subhastatien und distractien hem in gienerlei manieren an het sijne sall prejudicieren. Koper wordt Hans Voss voor 650 dalers, borge is Blesius Volmer.
Bron: Luiting, RAG: RABvt, inv.nr. 92, fol. 63r en v
4 februari 1636:
Gerrit Rabelinck als cessie hebbende van sijn schoonvader Herman van Basten ende voort van Berndt Ruevekamp, heeft de op den 3 deses angependete gerede guederen des guedes Loijkinck in Meddeho huiden dato opgebadet ende dat om te hebben betalinge van binnen jaers verschenen renten, te weten drie holtgl. und negendenhalven dallr., naer luijt segell und brieven hem pandteijscher deswegent getransportiert. Hiervan op 5 febr. die wette gedaen tegens Herman Loijkinck als gebruijcker und besitter desselver goedes.
(NB Diverse beschadigde vervolgstukken in de maanden februari en maart 1636 in inv.nr. 98. Bij de inschrijvingen van 3-3-1636 staat in de kant bijgeschreven: A° 1646 den 16 Augusti bekanden Gerrit Rabelinck dat Bernt Loijkinck hem dese renverschrijvingen alle t'samen affgelossed...)
Bron: Luiting, RAG: RABvt, inv.nr. 98, fol. 7v en 8r
|