| Notes |
- Lunæ 13. Aprilis A° 1635 - Drost und Richter Arent van Haersolte, Coernoten Johan ten Berge, Peter Cloeck, Johan Wisselinck.
Erschenen Johan Rensinck Mechteldt Mächtens eheluijde, eener und Thonis Rensinck genant Luiten, Willem Schuerinck genant Rensinck, sampt derselven Huijssfrouwen andersijdts und presenteerde eine Verdrachs Zedull van den Heer Rentmeister Ludolph ter Vile, Lenhardt van Elverfeldt Voogt, Herman Grievinck, Henrick Heijnen und Derick Brethouwer onderschreven. Luidende van woort thoe woorde als volgt:
Diewijle een tijtlanck dispuit geweest ende questie geresen is tusschen Johan Rensinck sijne tegenwoordige Huisfrouw Mechteld genant ter eener, ende Thonis Rensinck genant Luiten, Willem Schuerinck genant Rensinck ende haer Huijsfrouwen ter ander sijde, sijnde broeders ende susters, van wegen seecker Leenguedt, genant Rensinck, den Huijse Anholdt Leenruerich, gedeijlt sijn de in twee guederen. So attestieren ende getuigen Wij onderschrevene Officieren ende Maegescheidts luijden voer die gerechte waerheit an Edes stadt, dat wij ten versoecke van die voerschrevene Parthijen tot opheffinge ende nederlegginge hares gischils ende questien, voer ettelicke weken, teweten, den 12. februarij deses Jaers binnen Aelten ten huijse van Johan Rensinck voerschreven sijn vergadert geweest ende doer onse tusschenspreken ende handelinge die vorschreven dispuite in volgender voegen ende conditien ens voer all wechgenomen, de vorschreven Parthien met haerder aller vrijen wille ongedrongen tsamen geaccordeert ende vereenicht hebben op 't genadichste welgevallen ende toelating van Sijn Genaden van Anholdt, als Leenheer derselven beijder guederen , teweten dat Johan Rensinck tegenwoordich Besitter nae Leenrecht beider vorschreven Guederen, t' eene guedt Rensinck, so hij met saliger Lubbert Rensincks dochter Henrica genant behijlickt, ende van sijn saliger dochter Geesken genant geerfft hedde met allen recht, gerechticheit ende toebehoer rustelick und vredelick sall gebruicken ende tselvige an sijner itziger Huijsfrouwen Erffgenaemen sall moegen transporteeren inholdts derer beschrevener HijlixVoirwerden, waertegens hij erdienen ende transportieren sall sijn Leenrecht an Thonis Luiten ende Willem Schuerinck genant Rensinck, sie respective broeder ende Swager, haren Huijsvrouwen ende Erffgenamen die andere Helffte duckgemelten Gued(ts) Rensinck, bij haerluijden Vader ende Moeder saliger angekofft met derselven recht, gerechticheit ende toebehoer, doch met den bedinge, dat Willem Schuerinck sall overgeven an sijnen Swager Johan Rensinck den Leenbreff bij hem voer etlicke Maenden van den Leenheern geimpetriert op het halve Rensinck bij Johan Rensinck behijlickt ende van duistlinge actie daerop bij hem gepretendiert t'eenenmaell sall resignieren ende desistieren, sall daerenboven noch Jaerlix op Kerstmis gedurende t' leven van Johan Rensinck, an denselven onfeilbar betalen twintich lopende daleren, tot 30 str t' stucke. Sullen oock beijde Parthien eensamentlick opt aller spoedichste solliciteren ende impetrieren bij Hoochgemelte Sijn Genade ratificatie, approbatie ende toelatinge deses hares accordts ende handelinge, Hetwelcke beijde Parthien in voegen vorschreven also hebben angenomen toe effectueren, Daerop an haren Officier den Voogt van Aelten hanttastinge gedaen ende bevestiget, Hebben daer aver oock an den Armen enige hantrekinge uthgevoert. Ende sijn oick daervolgens gemelte Tonnis Luiten ende Willem Schuerinck in volkomene possessie des eenen guedes getreden, approbierende daermede t' voerverhaelde accordt ende Maechgescheidt. In oorkundt der waerheit hebben Wij dese daertoe versocht sijnde met onze Namen onderschreven ende beteijckent. Geschiet den 11. April A° 1635. Onderstondt : Ludolph ter Vile, Rentmeister, Lenhardt van Elverfelt Voogt, Herman Grievinck, Henrick Heijne, Derick Brethouwer. Nae verlesungh gemelter zedulen bekanden und verclaerden Parthien voerschreven sampt und besonder, inholdts derselven geaccordiert und verdragen te sijn, ratificierende, approbierende und bestedigende dieselve alnoch hiermit und in Krafft deses. Alles sonder exception und argelist.
Bron: ORA Bvt inv.nr. 408 fol. 11v-12v
|
Achterhoek Ancestors
