Achterhoek Ancestors

Geert Kempers

Male 1694 - 1731  (~ 36 years)


Generations:      Standard    |    Vertical    |    Compact    |    Box    |    Text    |    Ahnentafel    |    Fan Chart    |    Media    |    PDF

Generation: 1

  1. 1.  Geert Kempers was christened 27 Jun 1694, Winterswijk (son of Gosselick Cempes and Alken Droppers); was buried 29 Jan 1731, Winterswijk.

    Other Events:

    • : Kempers

    Geert — Geertruit Lemkamp. Geertruit (daughter of Jan Keuninks and Janna Lemkamp) was christened 05 Feb 1701, Winterswijk. [Group Sheet]

    Notes:

    19 mei 1718:
    Opdragt van een stuck lants den geheelen Romps Camps genoemt, door Wessel Schepers, soon van wijlen Jan Schepers aen Geert Kempers, soon van Gosselinck Kempers.
    Bron: Gelders archief, ORA Bredevoort inv.nr. 416 (repertorium Winterswijk 1630-1811), fol. 616v

    Geertruit is later hertrouwd met Frederik Klanderman, zoon van Berent Klanderman en Jenneken Damkot. Zij gingen op 18 oktober 1738 in ondertrouw en kregen twee dochters. Zie kwartiernr. 374 x 375. Ze is op Kempers in het Woold blijven wonen.

    Bron: Das Lib.Gifte Woold rot 1, nr. 32

    Children:
    1. Aeltje Kempers was christened 04 Nov 1722, Winterswijk.
    2. Berentjen Kempes was christened 27 Dec 1724, Winterswijk.
    3. Stijntje Kempers was christened 02 Mar 1727, Winterswijk; died 12 Nov 1793, Winterswijk; was buried 13 Nov 1793, Winterswijk.
    4. Janna Geertruijd Kempers was christened 24 Dec 1730, Winterswijk; died 23 Oct 1779, Winterswijk; was buried 25 Oct 1779, Winterswijk.

Generation: 2

  1. 2.  Gosselick Cempes was christened 15 May 1665, Winterswijk (son of Hermen Kempers and Berentje ter Haer); died 22 Apr 1748, Winterswijk; was buried 24 Apr 1748, Winterswijk.

    Notes:

    Op 15 Oct. 1739 worden de banken in de kerk van Winterswijk verkocht. Aangetekend staat: No.4 Twe gesitten door Gosselik Kempers getimmers bestaat in No.4. Gosselik Kempers 13-0-0. No. 5 Twe gesitten door den selven getimmert bestaat in No.5. Harmen Gijsbers voor 19-0-0.

    Gosselick — Alken Droppers. Alken (daughter of Wessel Droppers and Lijsken Droppers) was christened 1673, Winterswijk; died Between 1696 and 1702. [Group Sheet]


  2. 3.  Alken Droppers was christened 1673, Winterswijk (daughter of Wessel Droppers and Lijsken Droppers); died Between 1696 and 1702.

    Notes:

    Gosselick gaat op 12 augustus 1702 in ondertrouw met Hermke te Veene, gedoopt te Winterswijk op 5 juni 1664 als dochter van Geert ten Veene uit het Woold. Doopgetuigen: Luijcke Veen, Lennecken Wormscamp, Wigmoet Sibinck.

    Gosselick leeft nog bij de eerste telling van de liberale Gifte. Bij de tweede telling is hij 'doot'. Hij was volgens de eerste telling 83 jaar oud.

    De ouders van Alken Droppers zijn te vinden onder kwartiernr. 1408 x 1409.

    Bron: Das Lib. Gifte Woold rot 1, nr. 32

    Children:
    1. 1. Geert Kempers was christened 27 Jun 1694, Winterswijk; was buried 29 Jan 1731, Winterswijk.
    2. Lijsken Kempers was christened 21 Mar 1696, Winterswijk.


Generation: 3

  1. 4.  Hermen Kempers (son of Berent Cempes).

    Hermen — Berentje ter Haer. [Group Sheet]


  2. 5.  Berentje ter Haer (daughter of Gossel ter Haer and Harmcken Arninck).
    Children:
    1. 2. Gosselick Cempes was christened 15 May 1665, Winterswijk; died 22 Apr 1748, Winterswijk; was buried 24 Apr 1748, Winterswijk.
    2. Jan Kempers was christened 21 Apr 1672, Winterswijk.
    3. Harmen Kempes was christened 18 May 1675, Winterswijk.
    4. Berent Kempers was born Abt 1680.

  3. 6.  Wessel Droppers was born Abt 1640; was buried 14 Sep 1730, Winterswijk.

    Notes:

    Volgens Mary Risseeuw is hij Wessel Hincamp, die op Droppers introuwt. Als dit het geval is, dan is hij waarschijnlijk gedoopt te Winterswijk in 1621.

    Een andere mogelijkheid is dat Wessel een zoon is van Henrick Droppers, die omstreeks 1640 optreed als getuige bij de grensconflicten van de Wooldse boeren met de Munsterse. Dit zou ook de vader van Lijsken Droppers kunnen zijn.

    Bron: 'Uit de Historie van Winterswijk', p. 163.

    Wessel married Lijsken Droppers Bef 1662. Lijsken died Bef 1680. [Group Sheet]


  4. 7.  Lijsken Droppers died Bef 1680.

    Notes:

    Zij is waarschijnlijk een dochter van Henrick Droppers. Gezien het feit dat bij twee van haar kinderen een Reekmans als getuige is, is Derck Droppers die met Aaltjen Reekmans trouwt waarschijnlijk een broer van haar. Dit betekent dat haar man Wessel Droppers na haar dood hertrouwt met haar nichtje. Als Wessel de 'echte' Droppers zou zijn, had hij huwelijksdispensatie nodig gehad omdat hij dan met zijn eigen nichtje zou hertrouwen.
    Wessel, Lijsken en Hijndersken treden alle drie op bij kinderen van Geert Katters. Bij een kind van Wessel is een Gertken Katters doopgetuige. Twee kinderen van Geert Katters die een dochter hebben gekregen, noemen deze 'Geertjen'. Hypothese: Geert Katters was getrouwd met Gertken Droppers, een zus van Lijsken en dus een tante van Hijndersken.

    Notes:

    In 1688 brengt Droppers in het Woold 4 gl. 12 st. aan verpondingsbelasting op.

    Wessel tredt in 1715 op als getuige in de zaak tussen Lodewijk Otto van Salm contra Meerdink. Hij is dan tussen de 60 en 70 jaar oud en heeft er 50 jaar gewoond. Dit wijst er op, dat Wessel mogelijk bij Lijsken is ingetrokken.

    'Wij ondergeschrevene Ananias Thieenk ende Beernd Wiggerinck attesteren ende verclaren ter instantie van den hofftegeder scholt Jan Meerdink dat wij woonagtigh zijn in en bij Wenterswijk, en dat ons seer wel bekent zijn de Goederen van sijn Excellentie de Prins van Slams tot Anholt in het kerspel Wenterswijk boerschap Woolt gelegen
    als mede dat wij seer wel weten en kennen die bouwlieden daer op woonagtigh als namentlijk Coene, en Wijnholt Coops, Wessel, Geert, en Derk Droppers, Jan Schroers, Geert Kotters, Hindrik Heetcamp, Derk Bloemers, Hindrik Kotters, en Wijnholt Damkott.
    Deses alsoo waar te zijn verklaren wij bij desen, onder belofte van het selve, des gerequireert met solemnelen eede te corroboreren,; in oircond der waerheijd hebben wij dit met onse eijgen handen onderschreven binnen Arnhem den 25sten Februarij 1715.
    w.g. Berendt Wiggerinck
    Ananias Theinck'

    In 1714 begon het Stortelersproces, uitgelokt door Jan Mierdink, contra Wessel en Geert Droppers.
    Op 7 februari 1714 hadden Wessel en Geert Droppers, als pachters van de Heer van Anholt, op de door hen gepachte grond, die dus tot de Stortelersgoederen behoorde, een beukeboompje gekapt en naar huis vervoerd. Deze boom had vlakbij de wal van het aangrenzende goed Guldenhuis gestaan, maar scholte Jan Meerdink, eigenaar van dit goed, richtte zich tot het Hof van Gelderland te Arnhem met een verzoek om schadeloosstelling, omdat de beukeboom op zijn 'plaggevrede' zou hebben gestaan.

    Op 23 maart 1714 gelastten de 'Raaden des Furstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen' Wessel en Geert Droppers de door hen gepleegde onrechtmatige daad 'aenstonds kost- en schadeloos op te heven en af te schaffen' of anders op 25 april 1714, 'des namiddags voor Ons in personen of door genoegsaeme volmagtiger t'erschijnen' voor een nader verhoor.

    Lodewijk Otto, vorst tot Salms, graaf van Anholt, heer en eijgenaar van de Stortelersgoederen, door ook van het goed Droppers, had meteen in de gaten, dat het hier om meer dan een simpele burenruzie ging en kwam zijn pachters ogenblikkelijk te hulp.

    Hij zond zijn gemachtigde(n) naar Arnhem en het proces, dat 2 jaar duren zou, kon beginnen. In het Anholtse archief vond hij een akte van 22 oktober 1551, waarin namens Maarten van Rossum, pandheer van Bredevoort, aan de hand van een getuigenverhoor de grenzen van de Storteler werden vastgesteld, waarbinnen het de omwonende boeren sinds mensenheugenis verboden was hout te kappen of te akeren.

    Vervolgens liet hij op 4 mei 1714 door de Verwalter Drossaard ende Rigter der Stad en Heerlikheijd Bredevoort een nieuw getuigenverhoor houden om opnieuw de krinck of grens van de Stortelersgoederen te bepalen. Aan de hand van dhet oude en het nieuwe getuiegnverhoor wilde hij aantonen, dat de beukeboom in kwestie binnen de grenzen van de Storteler was gekapt en dat Jan Meerdink derhalve geen recht van spreken had. Het hele verhaal, d.w.z. de getuigenverhoren van 1551 en 1714 besloeg bijna 29 bladzijden folio.

    De gemachtigde van Jan Meerdink liet zich ook niet onbetuigd, in een inventaris van 28 bladzijden folio vocht hij alles aan wat de Heer van Anholt en zijn boeren te berde hadden gebracht. De oude akte van 1551 was een onbetrouwbaar en waardeloos vod; de vragen in het nieuwe getuigenverhoor waren of suggestief of onnozel. De getuigen waren op een na allen pachters van Anholt en als ze niet logen, beriepen ze zich op verhaaltjes van hun ouders, grootouders of anderen. Kortom, er deugde niets van.

    Uit de stortvloed van argumenten en tegenargumenten wordt een ding duidelijk: de beukeboom had niet op Jan Meerdinks plaggenvrede gestaan, maar vlakbij de wal van zijn grondbezit. Jan Meerdink claimde nu op grond van het 'walrecht' de rechtmatigheid van zijn eis. Daar dit walrecht niet gold bij aangrenzend privaatbezit, maar slechts bij aangrenzende gemeenschappelijke grond, trachtte hij nu te bewijzen, en hier komt de aap uit de mouw, dat 'het Stortler velt geen prive maar gemeen lant is' en dat 'de Stortler een gemeente is en blijven moet'.

    Daartoe liet Jan Meerdink een aantal getuigen opdraven, die verklaarden, dat verschillende omliggende boeren, maar vooral Jan van Lintum, geregeld plaggen lieten halen uit de Storteler, waarmee dan bewezen zou zijn, dat de Storteler gemeenschappelijke, door ieder te gebruiken grond was.

    In zijn verweer op 1 juli 1715 betoogde de gemachtigde van de Heer van Anholt, dat het feit, dat Jan ter Lintum 'met een streeckje aen der Stortelersen krinck plaggen mochte maeien' nog niet wilde zeggen, dat de Storteler universeel vrij zou zin. Ook was deze krinck niet gebroken door het zonder 'wall of grave' in elkaar overgaan van de plaggenvelden van Lintum en de Storteler, maar dat een eikenboom daar de scheiding vormde. Voorts dat, als bewezen was dat de Storteler niet tot de gemene gronden behoorde, Jan Meerdink ook geen beroep op het walrecht mocht doen, omdat dit voor wallen, grenzende aan privegronden niet gold.

    Jammer voor Jan Meerdink, maar deze keer lukte het niet. Het Hof van Gelre en Zutphen verklaarde in zijn sententie van 19 november 1716 de eis van Jan Meerdink niet ontvankelijk of gegrond te zijn. Het Hof sprak de gedaagden Wessel en Geert Droppers en de heer gevoegde (Heer van Anholt) daarom vrij. Jan Meerdink werd veroordeeld tot betaling van de kosten van het proces.

    Bron: Das Lib.Gifte Woold rot 3, nr. 21, Koops uit het Woold deel 2, p. 18v, RAG: Civiele Processen van het Hof van Gelderland, 1716, inv.nr.20, processtuk K,
    Koops uit het Woold deel 1, RAG: Civiele Sententieboek 1708-1728 inv.nr.4899, fol. 113verso-114verso, Civiele processen van het Hof 1716, inv.nr.20.
    Bron: Das Lib.Gifte Woold rot 3, nr. 21

    Children:
    1. Henrick Droppers was christened 12 Feb 1662, Winterswijk.
    2. Jan Droppers was christened 20 Nov 1664, Winterswijk.
    3. Geert Droppers was christened 25 Jul 1669, Winterswijk; was buried 21 Nov 1737, Winterswijk.
    4. Eenneken Droppers was christened 1671, Winterswijk.
    5. 3. Alken Droppers was christened 1673, Winterswijk; died Between 1696 and 1702.


Generation: 4

  1. 8.  Berent Cempes
    Children:
    1. 4. Hermen Kempers

  2. 10.  Gossel ter Haer was born Abt 1600.

    Gossel — Harmcken Arninck. Harmcken was born Abt 1600. [Group Sheet]


  3. 11.  Harmcken Arninck was born Abt 1600.
    Children:
    1. Mette ter Haer was born Abt 1650; was buried 17 Oct 1716, Winterswijk.
    2. 5. Berentje ter Haer
    3. Hermen ter Haer



Library z-lib z-library zlibrary project